Welkom op de pagina over leenwoorden!
Bovenaan deze pagina staat een uitleg over het gebruik van leenwoorden. Daaronder vind je oefeningen met leenwoorden. We raden je aan om eerst de uitleg door te lezen en daarna te gaan oefenen. Als je het al snapt kun je ook direct gaan oefenen.

UITLEG:
Wat is een leenwoord?
Een leenwoord is een woord uit een andere taal dat wij in het Nederlands gebruiken. De meeste leenwoorden die wij in Nederland gebruiken komen uit het Latijn, Frans, Engels en Duits. In het dagelijks leven gebruik je, zonder dat je het merkt, veel woorden die eigenlijk uit een andere taal komen. Wist jij bijvoorbeeld dat het woord muur uit het Latijn komt, het woord stekker uit het Duits en het woord restaurant uit het Frans?
Waarom gebruiken we leenwoorden?
Het gaat vaak om woorden die we in Nederland nog niet kennen of waarvoor niet makkelijk een Nederlands woord bedacht kan worden. Bijvoorbeeld buitenlandse gerechten (zoals het Japanse woord sushi) of computertermen (zoals het Engelse woord e-mail).
Welke leenwoorden gebruiken we in het Nederlands?
We gebruiken heel veel woorden uit andere talen in het Nederlands. Hieronder noemen we een aantal woorden die uit het Engels, Frans, Duits en Latijn zijn overgenomen:
- Engels: computer, corner, e-mail, keeper, laptop, mountainbike, playbacken
- Frans: ambulance, ballon, bureau, café, chauffeur, humeur, interieur, portemonnee, surprise, type, visite
- Duits: schnitzel, schwalbe, überhaupt, zeppelin
- Latijn: agenda, datum, museum, professor
Leenwoorden uit andere talen dan het Engels, Frans, Duits en Latijn die we in het Nederlands gebruiken zijn bijvoorbeeld: matras (komt uit het Arabisch), thee (komt uit het Chinees), sauna (komt uit het Fins), alfabet (komt uit het Grieks), piano (komt uit het Italiaans), sushi (komt uit het Japans) en mammoet (komt uit het Russisch).
Hoe leer je leenwoorden / wat moet je er over weten?
Je moet snappen dat sommige woorden die we in het Nederlands gebruiken eigenlijk uit een andere taal, zoals het Engels of Frans, komen. Voor sommige leenwoorden is ook een Nederlandse variant beschikbaar (voor het woord keeper gebruiken we soms ook de Nederlandse variant doelman). Ook moet je weten hoe je de belangrijkste leenwoorden schrijft en wat ze betekenen. Deze leenwoorden zul je tegenkomen in de onderstaande oefeningen.
Voor het schrijven van deze uitleg hebben we onder andere de pagina van Taaladvies over leenwoorden en Wikipedia geraadpleegd.
OEFENINGEN:
De makkelijkste oefeningen staan bovenaan deze pagina. De moeilijkste oefeningen staan onderaan deze pagina. Bij elke oefening staat voor welke groep deze bedoeld is.
- Kies de goede betekenis van het leenwoord (vooral bedoeld voor groep 5, groep 6 en groep 7)
Kies bij elk leenwoord de goede betekenis (je kunt uit vier betekenissen kiezen).
Uitleg: Je ziet allemaal leenwoorden en mogelijke betekenissen. Kies bij elk leenwoord de juiste betekenis. Aan het eind controleer je je antwoorden met de knop [controleer antwoorden].
- Vul het juiste woord in (vooral bedoeld voor groep 5, groep 6 en groep 7)
Vul de goede leenwoorden in de zinnen in.
Uitleg: Je ziet allemaal zinnen met in elke zin een lege plek. Daar moet je het een leenwoord invullen. Bovenaan staat uit welke leenwoorden je kunt kiezen. Aan het eind controleer je je antwoorden met de knop [controleer antwoorden].
- Hoe schrijf je het leenwoord? (vooral bedoeld voor groep 5, groep 6 en groep 7)
Je krijgt 10 meerkeuzevragen waarbij je telkens de goede spelling van het leenwoord moet kiezen.
Uitleg: Kies telkens uit 4 mogelijkheden de goede spelling van het leenwoord. Aan het eind controleer je je antwoorden met de knop [controleer antwoorden].
- Kies het juiste woord (vooral bedoeld voor groep 5, groep 6, groep 7 en groep 8)
Kies bij elk Nederlandse woord het juiste leenwoord.
Uitleg: Kies bij elk woord het goede leenwoord. Als je twijfelt tussen twee antwoorden, kies dan altijd voor het woord dat een leenwoord is. Als je alles hebt ingevuld klik je op [controleer antwoorden].
Vragen, tips en opmerkingen horen we graag! Neem contact met ons op of laat hieronder een reactie achter.
waar ik ook zit. wat moet ik doen?
En mijn vraag is : hoe kan je goed concenteren bij de Cito toetsen, of oefenen voor de cito’s ?
Een leenwoord is een woord DAT wij in het Nederlands gebruiken en niet DIE wij in het Nederlands gebruiken..
Leenwoorden zijn woorden uit een andere taal (zoals het Engels, Frans en Duits) die we in het Nederlands gebruiken. Denk aan woorden als bodyguard, talkshow, manager, bureau, chauffeur, gourmetten en einzelgänger.
Een neologisme is een taalelement dat nieuw is in een taal.
Een archaïsme is een verouderd woord. Dit gaat dus om woorden die we nu niet meer gebruiken of nu gebruiken in een andere vorm.
We hebben hier (momenteel) geen oefeningen van op onze site staan. We zijn wel bezig met het ontwikkelen van pagina's voor het vak Nederlands (voortgezet onderwijs). Die hopen we dit voorjaar te lanceren.
Valt mee toch
Dank u nu zal ik het dit onderdeel beter kunnen voor op mijn examen voor juni.
En ik zit nu thuis want er heerst
Corona dus ik heb nu geen juf/meester